120 had te zingen. O hoe slapelooshoe vol wroeging is die week voor mij geweest, omdat ik wist, dat zij leed Ik vond het beter, het afscheid niet moeielijker te maken en wendde daarom een afspraak voor, met vrienden in de stad, die mij verplichtte vroeg te vertrekken. Wij waren dien avond na het diner alleen, want mevrouw Van de Wall en haar man moesten nood zakelijk kenissen opzoeken in de buurten wij zouden hen wachten met de thee. Ik vreesde, dat het te laat zou worden, en sprak van heengaan, doch Kitty zag mij ernstig aan en vroeg „Doe me een groot genoegen, en olïer voor dezen avond je afspraak op/' Ik was verwonderden aarzeldedoch zij vroeg het nogmaals, met kalmen drang en ik bleef. De schemering viel, en we spraken niet veel. We voelden ons beiden treurig. Maar benauwender kwam dat angstige gevoel over me, en eindelijk wilde ik tot eiken prijs het raadsel opgelost zien en de waarheid wetende waarheid die altijd ellende is. Kitty wilde je me iets bizonders zeggen, omdat je er zoo op aandrong, dat ik blijven zou?" Het is stil in het vertrek, en het wordt don kerder. Ik zie van haar gelaat niets dan haaroogen, die schitteren en ik geloof, dat er tranen zijn in dien glans. Eindelijk antwoordt ze:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 284