133 koud, bewegenloosSomber weemoedig blikken de Arabieren in het wachtvuur en hullen zich dich ter in de kafetans, alsof hun hart van koude verstijft ondanks den warmen gloed. Hooger, woester flik keren de vlammen met roodbloedrood schijnsel dan gaan zij knetterend uit en sterft het licht van den laatsten vonk weg. De dadelpalmen ruischen, fluisteren van vervlogen roem, van dood, de ver trapte vrijheid van een volk.... In eeuwigdurende beweging golft zij voort, de grootsche zee, kalm en rustig, als onder den invloed der toovermacht van het maanlicht. Dartel stoeien Diana's stralen met de zilverbarenen glinstert het schuim verblindend wit. Aan den trans schittert de poolster vol glorie te midden van tallooze hemel- diamantenduizendvoudig weerkaatst in het spiege lend water. Zacht lispelt het zeflertje der dalen, droomend van het geurig avondland, daar ver in het Zuiden, droomend van de zoete bloemen der valleien, van het beekje dat vreedzaam kabbelt in het maanlicht. Voor de baai wiegt statig een Fransche kruiser op de deining; dreigend zijn de vuurmonden op de vesting gericht. Geen geruisch wordt verno men. Slechts de regelmatige tred der wacht op het dek verstoort de plechtige avondstilte. Onrustig loopt de wacht commandant op en neer. Telkens, als door een onweerstaanbare macht gedrongengaat hij naar de verschansing en staart naar het dorp, dat met zijn donker proflei krachtig afsteekt tegen den lichtenden hemel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 297