I
145
gereed om èn 't oude èn 't nieuwe leven te ver
woesten
Voel je, dat je schoon bent, zoo schoon, als de
cederen des Libanons; als de twee welpen, tweelingen
van eene ree, die onder de leliën weiden
Daar boven heb ik gepeinsd en gephilosopheerd
daar boven vónd ik poëzie.
Wie schrijver worden wil, verbrande eerst zijn
bibliotheek.
Aan Keizer Wilhelm II.
'nVolk, dat zijn helden na hun dood eert, is niet
groot. Alle volken doen dit.
Groot, machtig groot echter is 'tvolk, dat zijn
meesters reeds bij hun leven naar waarde kan en
durft waardeeren.
Het goed welt uit het hart
En uit het hoofd het slecht.
Koningschap ontrukt
„Est iat eine alte Gescliiclite u» s. w."
Cadetten exerceeren hm't mocht wel beter gaan
En wanen zich de stramsten van heel het Hollandsch
[heir,
Wijl zij t soms beter leev'ren, dan »bokjes" op mijn eer.
Och Eenoog wordt er koning, zijn blinden onderdaan.
10