i I 146 In 't parlement der ongerechtigheid vormt waar heid de oppositie. Iemand was vroeg in den morgen opgestaan om te arbeiden naar den geeste, meer licht te zoeken en 'n nieuw denkbeeld, dat schoon was, uit te werken. 'tWas 'n beschaafd man, voorstander der voor uitgang. 'nLamp verlichtte helder de kamer. De duisternisonder de halfopgetrokken gordijnen naar binnen glurend, scheen zwarter, alsof ze boos was over deze vermetele aanranding harer macht. Met beide handen op het papier en in de rech ter 'n pennehouder, staarde de denker vlak voor zich op tafeldan voor zich uitdan naar 't sier lijke plafond. Hij zocht. Het donker buiten nam lichter tinten aan, als oostindische inkt, voortdurend met meer water gemengd. Hij merkte 't niet. 't Licht drong door de ruiten, eerst vaalgrijs, later zuiverder, klaar. Er kwam strijd tusschen kunst en natuur'n strijd, waarbij in 't begin geen der partijen 't overwicht kon behalen. Hij merkte 't niet en bood geen hulp om de zege van 't ware licht te vervroegen. In de kamer heerschte 'n huichelachtig licht, onoprecht, valsch. Hij merkte 't niet. Eerst toen de steeds voortdurende kamp reeds ten voordeele van de natuur was beslist, bl'ykende uit

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 310