8
CXITi
lag in die spontaneuit het hart voortkomende
uitingen van geestdrift. Plechtigonvergetelijk oogen-
blik, dat het Cadetten-korps zijn laatste hulde
bracht aan zijn jonge VorstinEn de schoonste
belooning die wij inoogsten was de lieftalligevrien
delijke wijze waarop de Koningin ons lachend toeboog,
dankend voor de gloedvolle toejuichingen harer jonge
krijgslieden.
Langzaam verspreidden we ons over het buiten
pleinnog vervuld van de grootschheid om het mo
ment, den onuitwischbaren indruk van majesteit,
lieftalligheid en gratiedie de Koningin op ons had
achtergelaten.
Maar de roffel liet niet veel tijd tot nadenken
en riep ons naar de slaapzalen. Bij de komst in
de eetzaal verraste ons een keurige maaltijddoor
de goede zorgen van het Bestuur samengesteld. Per
dagorder werd ons den dank van den Gouverneur
voor onze houding gedurende dezen dag overgebracht.
Een oogenblik daarna verscheen de Gouverneur zelf
in de eetzaal. De eerste dronk door den oudste
van het korps ingesteld, was gewijd aan het heil
der Koninginnen, terwijl hij tevens gewaagde van
den diepen indruk, die het bezoek op ons gemaakt
had, vertrouwende dat de betuigingen van sympathie
eenmaal zouden blijken geen ijdele klanken te zijn
geweest. Het »Leve de Koningin" verwekte natuurlijk
een stormachtig gejuich waaraan geen einde scheen
te komen. Ook de Gouverneur betuigde nogmaals
ons zijnen dankterwijl hij verzekerde onze wen-
schen zooveel het in zijn macht lag, te zullen voor
komen. Een daverend, »Lang leve de Gouverneur"