CXVIII 't Is stil in het bivak van het 6e bataljon te Tjakranegaraeenigszins angstig stil. Want ge ruchten omtrent overvallingen hebben geloopen. Eene compagnie van het te Mataram liggende 7e bataljon is nog 's avonds met 2 veldstukken ter versterking gekomen, de beide bevelhebbers met hun staf hebben ditmaal hun nachtkwartier niet in de poeri, maar te midden van den troep betrokken. De waakzaam heid der schildwachten schijnt verdubbeld. Daar valt plotseling tegen half twaalf ure een schot, onmiddellijk door meerdere gevolgd, alarm wordt geblazeneen ieder staat op zijn post, maar in de duisternis ziet men niets, alleen het vuur der losbrandende gewerenGrootendeels geheel ongedekt en van alle kanten hevig beschoten, lijdt men spoedig zware verliezen. Door salvo's poogt men zich den vijand van het lijf te houden, de vijand plaatst ladders tegen den binnenkant der muren om er overheen te treffenmen hoort beuken en slaan tegen den dikken muur der poeri, men begrijpt dat de vijand schietgaten breekt o, als 't maar licht ware Eindelijk is de maan opgekomen. Maar de toestand wordt er niet beter door Het vuren vermindert niet, het aantal dooden en gekwetsten neemt toe. Voortdurend gewoel in de poeriegebeuk op de muren, slaan op de oorlogstrom, doeng, doeng! Een helsche nacht (1) Dit bestond uit een geheel open terrein aan den weg tusschen hooge muren an de kampong en van het vorstelijk paleis (poeri), alsmede uiteen aangrenzend eenigszins hooger gelegen pleintje door muren van borsthoogte van het open gedeelte gescheiden,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1895 | | pagina 126