CXIX
Eindelijk is de morgen daar.
Welk een tooneel verlicht Hij
In het open bivak is 't thans in 't geheel niet
meer uit te houden. Men brengt eerst de dooden
en gewondenreeds meer dan honderd op eene
sterkte van even vier honderd mannaar een
tweetal aangrenzende door hoogere muren omringde
pleintjes over.
Wel is men hier beter beveiligd, maar water
ontbreekt geheel. Nergens een put.
Aldus besloot de Opperbevelhebber in den middag
van den 26n Augustus 't was een Zondag te
trachten door den vijand heen zich een weg naar
het bivak te Mataram te banen.
De dooden worden begraven van de spreien tandoes
voor de gewonden gemaakt.
Eene compagnie voorop daarna de beide stukkeu
daarachter een compagnie met de tandoes, eindelijk
de compagnie van den Kapitein Kamerman als
achterhoede.
Een zijweg wordt ingeslagendaar de groote weg
te gevaarlijk voorkomt.
Sneleenigszins te spoedigavanceert de voorhoede
want de lange stoet gewondendie een voor een
door het nauwe poortje tusschen het oude en nieuwe
bivak moeten gedragen worden, kan slechts langzaam
volgen.
En op dien uitgang opent juist de vijand zijn
snelvuur
De voorste compagnie houdt halt om de volgende
in te wachten.
Maar dat wachten is haar noodlottig