30
En eindelijk, letterlijk aan zijne voeten de laagers"
der Boeren, die, onder een kogelregen en bajonet
steken, evenals de Zulu's onder Engelsche bescher-
raing moeten gebracht worden.
Wél mocht Colley zich nog een oogenblik afvragen,
of hij niet liever zijn krijgsmansdegen op de rots,
waartegen hij leundezou verbrijzelen dan de stilte
van dien Zondagmorgen te verbrekenenkel en
alleen om dood en verderf te brengen over de Boeren
omdat zij wèl bondgenootendoch géén onderdanen
van Koningin Victoria wilden zijn; of hij niet
beter deed, een parlementair met vredesaanbiedingen,
zoo eervol mogelijk voor beide partijen, te zenden
aan die Boerennog onbewust van de stelling, welke
hij had ingenomenliever dan de hernieuwing van
den bloedigen strijd?
Doch neen!.... daar wordt reeds, ongeacht zijne
bevelen, op de voorposten der Boeren gevuurd en
van vredesonderhandelingen kan op het oogenblik
geen sprake meer zijn.
Het gevecht is weder aangevangen, als door een
tooverslag is het Boerenkamp ontwaakt.... Wagens
worden ingespannen, ruiters draven rond, alles is
in beweging. Zullen de Boeren op de vlucht gaan
zonder een schot te lossen op den vijand, die hen
heeft verrast, öf zullen zij het wagen den kop te
bestormen? Maar dat is immers onmogelijk?...
Geoefende troepenveteranen, in den krijg gehard,
zouden huiveren omzonder door grof geschut gedekt
te zijn, onder het vuur, dat van den bergtop op de
verdedigers gericht kon worden, dien ontoegankelijken
kop te beklimmen. Dat durft géén Boer te doen,
ook de dapperste niet! En toch?....