tyJVaaz&éib ew tyvoowi. oen ik in 't bliksemend stormen van mijn Lentedag uw beeld aanschouwdeschoot een zonnestralenlach mij door het hart. En 'k bouwde een gouden tempel om uw beeltenis heenwiens schittering mij een diamantensteeneen koïnoor op 't zwart fluweel mijns levens scheen. En toen ik nader trad en 't binnenst' van het beeld het zielelevenhad geleerdgestild was toen het stormen van mijn Lentedag, terwijl ik 't nieuwe Leven, dat mij uw ziele had gegeven, in droomend- gulden Toekomst zag. Nooit scheen er schooner zonnestralenlach mij in het hart en al mijn smart was heen. Een nieuwe Zomerdag ontgloorde in 't oosten. Zonneschijn ver dreef den somb'ren nacht, en met hernieuwde kracht wrocht' ik mijn idealen in mijn droomenland. Doch geen kon bij uw beelt'nis halen. Toen nam ik zacht uw hand en bad U »Volg mij op mijn troon. Mijn schepter sta ik u af tot loon en dankbaarheid strooie aan uw voeten witte leliënblank en rein schoon voor de reinheid van uw ziel zij tanen moeten. Wilt Gij mijn Köninginne zijn?"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1895 | | pagina 188