F .A. 33 E I_i_
De Waarheid, de Liefde, de Hoop en de Eer,
Doorreisden blijmoedig te zaam,
Gelijk vier vriendinnenelk land op deez' aard
Verdriet paste niet in hun kraam.
Doch eind'lijkhet uur van de scheiding brak aan,
Dit baarde hun allen veel pijn.
»Waar vinden we elkaar", nam Waarheid het
woord
»Om wéér eens te zamen te zijn?"
Zij sprakgij vindt mij wel zeer zelden op aard,
»Doch wie mijn geboden betracht,
Bezit mijdaar klopt ge dus veilig maar aan
»En weet, dat ik steeds u daar wacht."
v> Bij minnende parenbij ouder en kind
Ben ik steedszooals gij wel weet
»Doch wacht u", aldus viel de Liefde weer in,
De valschheid draagt dikwijls mijn kleed."
De doos van Pandora," begon nu de Hoop,
»Is steeds nog, als vroeger mijn plaats"
Slechts één van de vier keek droef voor zich uit
Zweeg stil en zei niets tot heur maats.