66 hebben in weerwil van den regen, die, opgezweept door den wind, scherp in het aangezicht slaat. De trom dient geroerd. Wat klinkt zij dof! Het doorweekte kalfsvel doet 'n somberen toon hoorenals uit 'n grafgewelf oprijzend. Wederom rouwteekenen Dwaas, werp weg die gedachten, geboren in een gemarteld brein. En toch vreemddie lucht zóó zwartdie trom als omfloersd. De oefening wordt gehoudendoch moet gestaakt wordenhet slechte weer noopt er toe. Men keert terug. Even vóór de poort bereikt is van het oude Ge bouw, wordt de hoorn gestoken, doch ze moet spoedig zwijgen. Stil trekt de troep voorbij. Daar binnen die muren leefde er een niet meer, sedert korten tijd X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1895 | | pagina 216