11
Wanneer zoo'n sinjeur 't in zijn hoofd heeft gezet
Het zijne te ruilen tegen iets nieuws, heel net,
Want van den geheelen Inwendigen Dienst der K. M. A.
Is hij 't best bekend
Met den tijd waarop zoo iets wordt een present,
Hem geschonken door 't Rijk, dat nooit ziet op een cent
Als die besteed wordt aan een pretendent,
Voor een officiersrang met dito traktement.
Ten derde beweer 'k van zoo'n wondere held
Dat hij een afschuw heeft van een stropdas die knelt
En van een repetitie als hij er voor vossen moet,
Iets, dat hij niet dan ongaarne doet,
Zoowel uit principe als tot rust voor z'n gemoed,
Evenwel wat dit laatste aanbelangt
Moet worden vermeld, dat hier en daar
Nog wel een »koon" wordt opgemerkt,
Die weinig denkt" maar vreeselijk werkt"
En wiens illusie het is, om na vier jaar tijd
Als een wandelende alwetenheid
't Gebouw te verlaten om in vrede en strijd
Het Land te dienen met z'n koonvaardigheid.
De beperkte ruimte veroorlooft niet,
Nog veel te zeggen van zoo'n braven Piet,
Maar toch wil 'k den Lezer nog even vertellen
Een gedachte die mij is komen beknellen
Terwijl ik dit schreef voor de Almanakvellen,
Ik herinner mij n. 1. hoe zes jaar geleen,
Geheel Breda was op de been
En iedereen in feestgewaad
In de dolste pret liep langs de straat,
Provoost was leeg en elk Cadet