100
waas van melancholiedat over haar heen lagdat
hem had aangetrokken, \erwonderd was hij blijven
staan, naoogend, als verblind, door de verschijning,
bedert ontmoetten zij elkander dikwijlsonstond
langzamerhand een wederzijdsche sympathie. Eens
had hij haar gegroet en zij had hem vriendelijk
toegeknikthoogblozenden dan gebeurde hetdat
hij haar aansprak, smeekend klonk zijn welluidende
stemhij liep naast haar en keek haar aan met die
wonderlijk zachte oogen En zij? Verward, schuchter,
met kloppend hart, had ze hem aangehoord, half
betooverd, aangetrokken door zijn innemend uiterlijk,
het weeke, melancholische timbre in zijn stem. O,
zij waren elkaar sinds lang niet meer vreemdver
telden wederzijds van hun leven, hunne idealen, 't
was alsof twee zielen tezamen ruischtentot één
edel, schoon geheel. Wonderlijk, zij stelde on
middellijk vertrouwen in die heldere oogenhaar
geheele wezen gevoelde zich tot hem aangetrokken.
En wanneer Cécile thuis zatgebogen over haar
werk, dan zweefde steeds zijn beeltenis haar voor
den geest, voelde zij nog zijn blik op zich gevestigd,
die haar een blos op de wangen bracht. Cécile had
er zich dikwijls op betrapt, dat zij den dag somber
en droevig vondwanneer zij hem niet ontmoet had.
En als hij haar den volgenden morgen tegenkwam
dan vloog een lach van geluk over haar lippenschit
terden haar oogen met ongewonen glans, en door
stroomde haar een zalig gevoel. Onstuimig kloppend
meisjeshart, zich zelve wijsmakend, dat het slechts
vriendschap is, sympathie maar wat is liefde anders
dan sympathie Of is het vriendschapwanneer uw