104
hare genomen en keek hem aan met hare groote
vragende oogenwaarin haar geheele gemoed bloot
lag. Een somber voorgevoel, dat zij hem voor het
laatst zou zien, dat hij nimmer meer zou terug
komen, verdonkerde voor een oogenblik den zonne
schijn in het hart. Zacht legde ze haar armen om
zijn halsfluisterde teedere woordenreine bloemen
taal, en vroeg hem lachend of hij werkelijk van
haar hield. Tranen sprongen in haar oogen bij die
vraag. Als antwoord sloot hij haar vaster aan zich,
streek hare lokken van het voorhoofd, kuste ze en
verzekerde, dat zij zijne Cécile" zou blijven. En
toen hij weggingscheen het haar alsof de schoone
droom geëindigdalles voorgoed voorbij was. Zij
wist zelve niet waarommaar snikkend bleef ze
achter, wenschte hem terug, weer te hooren de
klank van zijn stem, de bedwelming van zijn: »Ik
heb je lief." Wat was zij toch dwaas, om aan haar
sombere gedachten toe te gevenzij hoorde nog zijn
woorden van liefde in haar ooren klinken, den gloed
van den langen kuswaarmee hij afscheid namop
haar lippen en lachend zong en jubelde ze. Morgen
zou hij komen. Maar weken verliepenen hij kwam
niet. Waarom bleef hij weg, waarom? zij martelde
en vermoeide haar hoofd met die vraag; het liet
haar geen rust. En telkens hoopte zedat hij den
volgenden dag zou komenzij verontschuldigde hem
bij zich zelvehij kon niethad zeker drukke bezig
heden. Hij zou haar niet vergeten, dat wist zij
zeker, maar waarom kwam hij dan niet? En lang
zaam sloop twijfel haar hart binnentwijfeldie
haar vermoordde. En wanneer ze moedeloos voor