106
Plechtige orgeltonen, die hen in de kerk tegen-
galmenden ernst van het oogenblik in 't geheugen
roepend. Het zwart fluweelen altaarmet zijn zil
veren reliquiënglinsterend in het flikkerend licht
der kaarsen, wier schijnsel zich verliest in het duister
boven in den domkoepel. En door eerbied aange
grepen knielen ze neer, ernstig, weemoedigbezield
door de heiligheid van de gelofte, die hen voor
eeuwig zal verbinden.
In haar verbeelding hoort Cécile het schuchtere,
en toch vol vertrouwen uitgesproken »ja" van haar
lippen, ziet hoe de priester zegenend de handen
uitstrekt, de man overgelukkig zijn jonge vrouw in
de armen sluit en haar den reinen huwelijkskus op
het voorhoofd drukt. Dan verdwijnt alles in het
nevelige, 't wazigeeen groote leegte
achterlatende in haar hart. Zij wilde wachten op
hem hij zou komen een inwendige stem fluisterde het
haar inzou haar meevoeren naar landen van geluk
zij wilde wachtengeduldigals een bruid op haar ge
liefde, die nimmer komtBittere ironie van het leven.
De duisternis doet een rilling over haar leden
eraan, huiverend staat ze langzaam op, en wandelt
naar de tafel, zich overal vastgrijpend, als dreigde
ze te vallen. Haastig, steekt zij de lamp op,
bevreesd voor het donker. Licht, licht wilde ze
hebbenhet doodt haar dat sombere in de kamer
het sombere in haar gemoed. En weldra golft het
vriendelijk, rose lichtschijnsel door het vertrek.
Cécile heeft zich neergezet, het hoofd op de armen
o-eleund. Een diepe weemoed vervult haar ziel; ze
gevoelt zich zoo eenzaam, alleen; was er dan niemand,
die haar liefhad, niemand, die zich over haar ont-