116
Een gunstig plekje in de eetzaal,
Van spieren gansch'lijk niet ontbloot
Wie is 't dandie mij komt verklaren
Dat ik moet worden asjmtoot
Hij richt plotseling t hoofd op, want in de naaste
leerzaal hoort hij spreken
PlËZO.
Wat hoor ik, wie komt mij hier storen
Wiens stem was 't die ik daar vernam
(De deur van de leerzaal gaat open en zes asymptoten
treden binnen.)
Een der Asymptoten.
Wel lieve hemel kameraden.
'k Vertrouw mijn oogen bijna niet,
't Is Piëzo wien ontvlood die klachte,
Die droeve snikdat smart'lijk lied.
Piëzo (verbaasd.)
Wat voert u hier o studiemakkers
De Asymptoot.
Uw droeve weeklacht lokt' ons aan.
Piëzo.
Waartoe mij niet met rust gelaten
De Asymptoot.
We zijn zoo met uw lot begaan.
Piëzo.
Ik dank u voor 't bewijs vau vriendschap,
Waarvan gij mij de blijken geeft,
Doch tracht niet troost mij aan te brengen
Gij mist toch 't doel waarnaar ge streeft.