Zooals een scheepje op zijn schaduw drijft
door 't lichten over 't wijde water zweeft
en, of 'took ga, waar zonneglans er beeft
op 't water, steeds de kille schaduw blijft,
Zóo gaat mijn ziel door 't lichte leven heen
en over kalme, breedgespreide liefde,
maar waar ik ging en vreugde vond, steeds griefde
een somber leed mij't was nooit vreugd alleen.
Ozal er eens een heerlijk hemelsch licht
mijn ziele gansch omgloren en vervuren,
zoodat zij zelv' een lichte vuurgloed is,
Of sterft er eens al 't licht voor duisternis
die om mijn ziele hangt in eeuwig duren
terwijl zij stil en dood in 't donker ligt?
W.