Uit U)afi$a. §et JTtrïr rati i>* Ik zong op de bazaar Een Lied van uwe Schoonheid, En elk, die 't hoorde daar, Verrukte uwe Schoonheid. Moslem en Christ'nen waren, Die anders 't kerkgehoon scheidt, Met Perzen en Tartaren Geroerd door uwe Schoonheid. Ook zangers kon bekoren Mijns liedjes ongewoonheid Men kan nu alom hooren Het Lied van uwe Schoonheid. De sluier is gereten Maak snel, dat gij 't gewoon zijt, Want alle menschen weten Het Lied van uwe Schoonheid. Verzoening brenge, als u eens 't Verbleeken van de koon spijt, Dat blijft voor altijd en voor eens Het Lied van uwe Schoonheid! Ze dachtenwijl 'k zoo dronken was En wijl 'k zoo diep gezonken was: 'k Vond zeker geen erbarmen O, kon ik eeuwig dronken zijn, En eeuwig diep gezonken zijn, In uwe blanke armen 132

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1895 | | pagina 282