f--«*
44
elkanders armen, en men besluit den gesneuvelden Don
Gonsalio een waardige begrafenis te geven.
Het lijk wordt op een krib gelegdwaarvan de
eigenaar in de »stal" is, een achttal vroegere bedienden
tillen het op en vlug formeert zich de stoet.
Voorop een tweetal huilebalken schako zonder
versierselenkapotjassokken dan een paar tam
boers, die als trom een omgekeerd onmisbaar meubel
dragen, dat met twee knoopenscharen wordt bespeeld,
verder een korps zangers, die de treurmarsch van
Ghopin neuriënvervolgens het lijk en daarachter Don
Ramiro met Dona Clara en gevolg; de geheele stoet
omgeven door nieuwsgierigen en belangstellenden.
Zoo trekt men langs de »Groote Zaal" heen naar
het einde boven de keuken, waar het donker is, en
waar men de kist alias krib weggehaald heeft.
Hier zal Don Gonsalio ter aarde worden besteld. De
baar wordt neergezet, men vormt een kring en juist
wil Don Ramiro het woord nemen daar fluistert
een man uit het volk, die dicht bij de kapel van de
3de Compagnie staat, zijn buurman toe:
»Zeg Veulen, hoor je niets? Daar op de brand
trap?"
Het Veulen spitst de oorenen danhalf luid
«Past op lui daar is de Kecke."
Een verward geschreeuw van: «Komt z'an" en een
algemeen sauve qui peut. Don Ramiro vergeet zoowel
zijn liefje als zijn begrafenis-speech, de knechten, de
ridderschap en het volk gaan er om 't hardst van
doorDona Clarahaar rokken hoog optillendzoekt