15
Met vuur'gen levenslust, hierbij zoo juist van pas,
Schuiven dan 3 en 4 de zwengels op de as.
Zij stellen 't windwerk goed, en N°. 3 alweer,
Die neemt den pal ter hand en laat hem zachtkens neer.
En 3, 4, 5 en 6 vatten de zwengels aan,
De laatsten letten op, dat alles goed moog' gaan.
Met handspaken en vlijt wordt tegelijk d'afFuit
Door 8 en I's hulpe ten oprit opgekruid.
Men windt en draait met vlijt het laste streep voor streep
Naar boven. 1 en 2 die blijven aan den reep.
Zij trekken, stoppen, zorgen dat 'ttouw steeds klaar
[en goed
Moog' blijven, 't Is hun plicht; men heeft gezegd:
[»Het moet!"
De onderwijzer nu, begaafd met veel verstand,
Let goed op eiken paal en op elk touwverband.
Het trotsche nommer 1 houdt, zelfbewust, verwaten,
Het einde van de rol voortdurend in de gaten.
Doch ziet dan nauwlijks daar het reepeind arriveeren,
Of roept in doodsangst uit: »0, stopt toch, waarde
Aan dit beleefd verzoek voldoet een ieder vlug,
De stoere N°. 3 werpt dan den pal terug.
Waarna een ieder weer met kracht de zwengels grijpt
En zóo lang afwindt tot de reep de vorken knijpt.
Pardon, 'tis andersom, des palbloks vorkenpaar
Moet knijpen in den reep, dan is het zaakje klaar.
Windt op.
[Heeren
r