21 walgden. Maar ook: geen vrees meer iets te kunnen verliezen, geen angstig bezitten meer van teere schatten, die o zoo zacht behandeld willen worden om niet te breken; ook geen smartelijk scheiden meer van een nauw verworven gelukdat te schoon was om te verliezen, te kortstondig om niet nog vol bekoring en mysterie te zijn. II. Totdat onverwacht een verandering kwam. Niet met geweld, hem neerslaand met vuisten van staal, zoodat hij den strijd zou moeten opgeven, en uitgeput zijn nederlaag bekennen neenzeer stil en zeer ongemerkt kwam die verandering; ze was er al lang toen hij haar zag, ze had zich al vastge- worteld voor hij zelfs er aan dacht overrompeld te zijn. Hij had altijd zich voorbereid op een reuzenkamp, voortdurend in 't harnaselk oogenblik gereed een tegenstander ter aarde te vellen en nu had men hem weerloos gemaakt zonder dat een enkele zwaardslag gewisseld was, hem voor de zooveelste maal getoond dat ons leven niet gevormd of gewijzigd wordt door enormiteiten, maar dat nietigheden, nauw merkbare kleine gebeurtenissen de grootste wisselingen daarin teweegbrengen. Het groote had hij verwacht, en het kleine te licht geteld, vergetend dat juist zulk een kleine kiem zoo gemakkelijk ons hart binnendringt, om dan met snellen groei tot een breeden omvang op te wassen, niet meer uit te roeien, en vullend ons geheele innerlijk zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 155