22
Een enkel, schijnbaar onbeteekenend woord was de
aanleiding geweest.
Als gewoonlijk had hij zwijgend gebogentoen de
omstandigheden hem dwongen met haar kennis te
makenoverigens had hij niet meer en niet intiemer
gesproken dan de beleefdheid vergde. Toen had éven
een wonderlijk licht in haar oogen gestraald; wanneer
hij opmerkzaam was geweest, had hij nieuwsgierigheid,
sympathie en strijdlust te zamen in dien gloed kunnen
lezen. Maar ook zij had bedwongen wat in haar
leefde, niet de eerste zijn willend die sprak, en toch
een bijna onbewust weten met zich omdragend, dat
één woord misschien het gesloten vizier zou doen
vallen. Evenals hij had ze beproefd eiken zin te
wegen eer ze dien uitsprak, en niettegenstaande dien
zelfgekozen dwang waren toch telkens woorden uit
hun kerker ontsnapt, die klonken als kwamen ze uit
een vreemd land, als behoorden ze tot een vreemde
taal, die slechts hoogst enkelen verstaan.
En met taaie volharding, steeds weer opnieuw een
poging wagend, hadden die woorden telkens een
grooter gebied veroverd; korte zinnen, schijnbaar on-
beteekenende woordjes waren vooruitgezonden, die
zich door het pantser wisten heen te borensoms
een gevoelige plek rakend, zoodat de aangevallene
wel gedwongen was óók troepen in het veld te zenden
en dan wist de tegenpartij immers 't eenige wat
hij in dezen zonderlingen strijd weten wilde; welke
kleedij die troepen droegen!
Toen hij eindelijk zich van zijn nederlaag bewust