25
zich het antwoord in hem, dat hij op die vraag moest
geven.
De geheele toekomst, zooals die mogelijk was, ging
zijn gedachten voorbij: ze zouden elkaar schrijven, ze
zouden waarschijnlijk véél schrijven, telkens weer aan
een hunner brieven een andere nazendend om nog
beter, nog zuiverder te omlijnen, wat in den vorigen
onvoldoende was uitgedrukt. En wat zouden honderd
brieven zijnvergeleken bij tien gesproken woorden
bij één uur van zwijgend te zamenzijn O brieven
waren domme, ziellooze dingen, armzalige woord
knoeierijen die nóóit zeggen konden wat de ziel
zeggen wilde, die telkens teleurstelling en misverstand
gaven Want hoe arm was het geschreven woord
daar de melodie van de stem eraan ontbrakdaar ze
niet door een blikeen gebaar begeleid werdendie
meer dan duizend woorden zeggen kondenHoe hard
en stroef kon dikwijls niet een woord schijnen op 't
papier, terwijl hij die het schreef, het zoo geheel
anders voelde! Neen brieven waren arme, mach-
telooze dingenhulpmiddelendie nooit het verlorene
konden vergoeden.
En wat kon er anders tusschen hen bestaan? Weer
zien zouden ze elkander niet de wereld was zoo
groot, en hun plicht hield hen vast, ieder in den
eigen kring, en scheidde hen met dagen van afstand.
Ja, misschien, misschien zou het toeval, het blinde,
onberekenbare toeval hen later, vele jaren later, weer
te zamen voerenonverwachtMaar dan Hij
kende zulk een wederzienmen droomde het zich