tevoren als een paradijs nu zouden weer alle doode, lang begraven droomen herrijzenEn dan de werkelijkheid daartegenover: men ontmoette elkaar in gezelschap, waar men koel en op een afstand blij ven moest en slechts banaliteiten zeggen konof, wreeder nogmen sprak elkaar een oogenblik alleen en moest dan ervaren dat de tijd tusschen beider bestaan een breede kloof had gebracht, dat ieder zoo geheel anders had leeren denken en gevoelen, en dat geen overbruggen van dien afgrond meer mogelijk was. Neen geen brievengeen wederzien ook. Het zou hun verhouding ontheiligen. Al het latere, al het andere zou minder groot en mooi wezen. Alleen de scheiding, de herinnering, en dan niets meer. IV. En toen zij den volgenden morgen, bij het afscheid, hem de hand reikte, en weifelend vroeg, als begreep zij de toekomst van haar vraag: «We zullen elkander schrijven, niet waar toen antwoordde hij eenvoudig: «Neen. Voor wie het Hoogste gekend heeftbestaan slechts twee uitersten Alles of Niets". Harzburg, Augustus 1896. J.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 160