t 1 <Jü 32 ofschoon zijne moeder hem met smart had zien ver trekken, begreep zij te goed, dat het hier in alle op zichten zijn eigen bestwil golden was zij te verstandig om te willen trachtenhem bij zich te houden. Willem was, toen hij te Batavia aan wal stapte, door oude vrienden en bekenden van zijn vader hartelijk ontvangen, en had er ongeveer een halfjaar doorge bracht, toen ook hij werd opgeroepen, om in Atjeh de Nederlandsche driekleur hoog te houden. Het was echter geen angst voor de naderende ge vechten die hem bekrooptoen hij daar in den tuin stond te starendaarvoor vloeide hem te veel van het onversaagde heldenbloed zijns vaders door de aderen, neen, het was zijn hart dat tot hem sprak, en Willem zelf lachte pijnlijk, als hij luisterde naar die stem. Ook hèm had Lydie in haar toovercirkel getrokkenen hoe hij ook mocht strijden tegen zich zelf, hoe duidelijk hij het zich ook trachtte te maken, dat het voor hem als jongmensch zonder fortuin be lachelijk was, aan trouwen te denken, toch kon hij zich niet geheel aan haren invloed onttrekken. Er kwam bitterheid in hem opniet tegen hen die ruimer konden leven, want den naam zijns vaders te kunnen dragen, waarop geen smet kleefde, stelde hij hoog boven het genoegen, dat geld hem zou kunnen verschaffen, maar tegen menschen als Van Maaren, die het meisje, dat hij aanbad met geheel zijne harts tochtelijke natuur, vervolgden met laffe courtoisie en flauwe complimentjes. En in verbeten woede zijn vuist ballend, mompelde hij eene verwensching tus- schen de vast opeengesloten tanden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 166