35
begreep zeer goed, wat er aan scheelde, maar daar
hij wist, dat Willem gewoon was over eigen leed te
zwijgen, eerbiedigde hij ook nu zijn wensch. Fijnge
voelig als hij was, begreep hij, dat zijn gezelschap
zijn vriend slechts hinderlijk kon zijn en spoedig nam
hij afscheid.
Hij wilde niet wetendat het hem duidelijk was
wat Willem drukte, en met een: «nu kerel over een
weekje zullen we samen er wel eens lustig optrom
melen," ging hij heen.
«Bonsoir, tot morgen," antwoordde Willem ver
strooid, die nu ook zijne kamer opzocht, om in den
slaap vergetelheid te zoeken voor zijne smart maar
de slaap wilde zich niet over hem ontfermenwoelend
op zijn leger, trachtte hij te vergeten, wat elk oogen-
blik met forscher aandrang in hem opbruischte, en
eerst vroeg in den morgen zonk het moede hoofd voor
eenige uren in het kussen terug.
Ook Lydie van Velthoven had dien avond de rust
niet kunnen vinden; zij had wel opgemerkt, dat Van
Straalen bijzonder stil was geweest, «maar,zeide zij bij
zich zelve, «ik behoef hém toch niet bezig te houden."
Toch zag zij steeds weer zijn somber gezicht, met
die welsprekende oogen, klonk de doffe toon van zijn
weinige woorden haar in de ooren, voelde zij zijn
licht bevende hand, en onweerstaanbaar drong zich
het bewustzijn bij haar op, dat Willem haar liefhad.
Vruchteloos poogde zij dat idee te bestrijden met
redenen, die zij zelf niet geloofde, om zich te kunnen
verontschuldigenwant had haar moedertje haar laatst