u
door den drom van vijandenom zich bij hunne
kameraden te voegen.
En zoodra is dit niet gelukt, of dolzinnig door den
kruitwalm en den reuk van het bloed, stormen zij
weer op den vijand indieverschrikt door dezen
onverwachten aanval, gedurende een oogenblik flauwen
tegenstand biedt.
Ue hooge gestalte van Willem is overal te zien, nu
hier dan daar, maar steeds waar de strijd het hevigst
is; zijn helmhoed is afgeslagen, en blootshoofds maait
hijmet beide handen het zwaard omvattendzich
een' weg door de verbitterde vijanden. Plotseling ziet
hijdat Gautier en Werder met eenige minderen om
singeld zijn en dat zij, uitgeput door den langen
strijd, op het punt staan, neergeslagen te worden.
Met een paar sprongen is hij bij henvliegt met
onstuimige dapperheid op de belagers in, en plaatst
zich naast zijn kapitein.
Daar springt opeens een doldrieste Atjeher op Gau
tier toe, bliksemend flitst de klewang door de lucht
en het volgend oogenblik stort Willem, die zich vóór
zijnen commandant had geworpen, zwaar getroffen in
de armen van Werder.
Razend van woede over den val van hun officier
vliegt de saamgedrongen hoop als één man op den
reeds zegevierenden vijand, en als door een paniek
aangegrepen, werpt deze de wapens weg en vliedt naar
alle richtingen heen nu is er geen houden meer
aan, het bloedbad is verschrikkelijk, elke achtervolgde
wordt meedoogenloos afgemaakt; op sommige plaatsen
stapelen de lijken zich opeen.