46
Nu dacht Werder het oogenblik gekomenom door
te gaan, en haar de hand tot afscheid reikende, vroeg
hij »Mag ik er op rekenen, dat zachtere handen dan
de mijne de rimpels zouden willen wegwisschen van
zijn voorhoofd, en dat diezelfde handen hem genezing
zouden willen brengen voor zijn kwaal?"
Beschroomd en angstig zag zij op in het trouwhartig
gelaat van den spreker; zij begreep, dat hij alles wist,
en bevend klonk haar stem
«Zoudt u denken, dat ik goed zou kunnen maken,
wat ik misdaan heb?"
«Ja, want ik weet, dat al eischt Willem veel, hij
zijn leven zou geven voor de vrouw die hij liefheeft,
en nooit rancune koestert. En nu, tot ziens, laat alles
over aan mij en het noodloten wie weethoe gauw
we weer onze zieke geheel genezen hebben." Nog
even drukte hij haar de hand, groette en ging heen.
Langzaam keerde Lydie terug. Willem had haar
nog lief! het was, alsof een verkwikkende koelte
haar langs de wangen streek en daar buiten in het
loover een melodie ruischte van gelukliefde en trouw.
Tranen vloeiden langs haar gezichtmaar nu waren het
tranen van innig geluk.
Intusschen liep Werder naar het huis van zijn
vrienden toen hij daar aankwamklonken hem de
tonen eener viool tegemoet.
»Ha, dat is een goed teeken" mompelde hij. Voor
zichtig schreed hij voort tot bij de warande, verborgen
in de schaduw, en zag Willem staan, het hoofd
gebogen over het instrument, alsof hij de openbaringen