58
Lydie verbreekt de pijnlijke pauze het eerst, door
over de laatste gebeurtenissen in de stad te spreken.
Nu en dan geeft Willem antwoord; sterker en sterker
wordt het verlangen in hem, haar alles te vertellen
maar zij denkt immers niet meer aan hem, anders
zou zij zoo gewoon niet praten. Had hij echter beter
geluisterd, dan zou hij bemerkt hebben, dat haar
stem beefde, als deed zij moeite het gesprek voort te
zetten.
wmiei ^Unnen we niet verder, zegt ze opeens, en
i em bemerkt, dat ze al voortwandelende aan het
einde van den tuin gekomen zijn.
Hij ziet op en kijkt haar diep in de oogen. Weer
stijgt een blos haar naar de wangenen verward slaat
zij de oogen neer voor dien hartstochtelijken blik.
Maar zij herstelt zich en hem aanziende vraagt zij:
»ls het waar, dat u overplaatsing aangevraagd hebt."
«Heeft Werder u dat verteld
»Ja."
«Nu ja, als u het toch al weet, eerstdaags hoop
ik een toestemmend antwoord te krijgen."
«Waar zou u graag heen willen?"
«Dat weet ik niet, misschien maar weer terug naar
Atjeh."
"Telt u dan het gevaar zoo gering, dat u daar
wacht?
«Ik bekommer mij er niet meer om, wat komt het
er trouwens op aan, of ik sneuvel, als ik niet val,
ij ft er een ander, en dien bindt het leven misschien
meer dan mij," klinkt het somber.