59
«Ik verwacht niets meer; eens heb ik gedacht, dat
er ook voor mij geluk was weggelegd maar het vuur
is uitgegaanvoordat ik er mij aan kon verwarmen",
gaat hij bitter voort, zonder haar aan te zien, want
hij is bevreesd, dat hij zich verraden zal.
«Dan hebben zeker velen u verdriet berokkend, is
't niet!"
Willem hoort niet, dat haar stem beeft, en opge
wonden gaat hij door:
«Ja, maar wat doet er dat toe, een ander trekt
het zich niet aan."
Nu is Lydie's kracht gebroken, en terwijl ze zich
vaster tegen hem aan vlijt, fluistert ze bijna onhoor
baar
«En dacht u, dat geen van die, welke u leed
deden, daarover berouw hebben!"
Nu staart Willem op, en ziet in twee betraande
meisjesoogendie hem smeekend aanzien.
«Lydie! o God, jij bent het, die ik ontvluchten
wilde, ik had je lief, maar ik dacht, dat"maar
zij legt haar handje op zijn mond, en belet hem door
te gaan.
Hartstochtelijk slaat Willem zijn arm om de snik
kende gestalte, en klemt ze wild aan zijn borst.
«Lydie, lieveling, je hebt mij lief, wil je
mijn vrouwtje worden?" klinkt het zacht, maar
dringend van zijn lippenen als antwoord vlijt ze
haar kopje tegen zijn schouder en verbergt haar gezicht
aan zijn borst.
Maar Willem licht haar hoofd op en bedekt haar
gelaat met kussen.