f- '3 J 60 »Kun je me vergevenwat ik gedaan heb, «Willem", o, ik heb er mij zelf mee gestraft, want toen je weg was, voelde ik, dat ik jou en niemand anders kon liefhebben." Stil, lieveling, misschien was het ook mijn schuld, maar, toen je mij op eens zoo koel behandelde, was ik wanhopend, omdat ik dacht, dat ik je geheel onverschillig was." «Zacht legt Lydie haar hand op zijn schouder en terwijl ze hem half smeekend, maar toch innig ge lukkig in de oogen ziet, klinkt het: «Wil je nu nog voor mij het leven mooi en gelukkig gaan vinden, lieveling?" En ontroerd buigt Willem het hoofden kust de oogen, waaruit hem een geheel leven, vol geluk, vol trouw en liefde toelacht. 22 April 1896. Tita.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 194