f v J 65 Dan beelden we ons geheim in grove lijnen Maar toch te raden zwichtend voor die macht: De ziel verwantschapdie ons samenbracht En voor geen zelfgeschapen kou kan kwijnen. Dan plots, het angstig uit den roes ontwaken: «Zij zal verwachten, wat ik niet kan geven En 't teer visioen wordt ijlings weggevaagd. O, arm blind menschenhartdat niet wilt raken Aan 't Hoogste, en tóch uw leven lang wilt streven, Vernielend wat gij zelve hebt gevraagd! En wie, die zóó het lot uiteen deed gaan, Zal vroeg of laat dat scheiden niet berouwen? Wat blijft hen toch zoo afgezonderd liouen, Dat zij als vreemden tot elkander staan? Is dan op liefde alleen een bond te bouwen Van man en vrouw En is 't een leege waan Dat tusschen hen ook vriendschap kan bestaan Géén zinsbegeeren louter blind vertrouwen? IV.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 199