f
CJ
O)
82
bedenken, dat hij niet had mogen dingen naar de
liefde van een meisje als Stijntje, die door iedereen
werd vereerd. Hij alleen was 'tgeweest, die de ver
wijdering tusschen ouders en dochter had teweeg
gebracht en hij haatte daarom zichzelf. Het was om
die redendat hijhoewel niet zonder groote opoffe
ring 't vaste voornemen opvatteom geheel afstand
van haar te doen.
Zoolang de verhouding tusschen ouders en dochter
gespannen bleef, was het eene ware verlichting voor
Stijntje, dat zij hem niet meer zag, maar toen die
allengs verbeterde, daar haar vader bemerkte, dat zij
geen poging in 'twerk stelde, om zijn verbod te
overtreden, toen trad hare genegenheid voor Sjoerd
weer meer op den voorgrond. In haar hart ontstond
echter ook een soort van wantrouwen tegen Sjoerd,
die haar blijkbaar geheel in den steek liet, ja zelfs
meende zijdat hij haar ontrouw was geworden.
Dit denkbeeld werd met den dag sterker, tot einde
lijk deze pijnlijke gewaarwording haar ondragelijk
werd en zij besloot hem op te zoeken, het kostte,
wat het wilde en hem rekenschap te vragen van zijn
zonderling gedrag tegenover haar. En zoo gebeurde
het. Ongeveer een maand na hunne laatste wande
ling, toen Sjoerd eens in het duin lag na te denken
over het wreede noodlot, dat hem steeds vervolgde,
zag hij plotseling Stijntje op hem toekomen. Eerst
geloofde hij zijne oogen nietmaar weldra zag hij
dat hij zich niet vergist had en verschrikt sprong hij
op. Ook zij deinsde eerst terug, want nu zij weer