J
86
weder tot kalmte gebracht, want alle visschers zijn
ongedeerd teruggekomeniedereen haalt nu weer
vrijer ademiedereen is tot vreugde en dankbaarheid
gestemd, nu de verwanten weder aan een dreigend
gevaar zijn ontkomen. Maar ééne is er in het dorp,
die niet geheel in de algemeene vreugde deelt. Zij
is Stijntje, die weet, dat ook Sjoerd is uitgevaren en
die nog niet heeft vernomen of ook hij behouden is
teruggekeerd. De onzekerheid vermeerdert haren
angst en menigmaal staat zij op 't punt haar geheim
te verraden. Dat duurt zoo een halve week en nog
heeft zij geen bericht van hem. Den morgen van
den 5den dag echter bemerkt zij bij 't opstaan eene
ongewone drukte voor dat vroege uur. Zij vraagt
naar de reden en verneemt, dat des nachts een
wrak is aangespoeld, benevens twee lijken. Eene
onbeschrijfelijke angst maakt zich van haar meester;
ijlings begeeft zij zich naar 't strand en ziet eenige
visschers bezig de lijken op een baar te leggenten
einde ze te vervoeren. Zij snelt toe en luid snikkende
valt zij op het eene lijk neder, tot verbazing van
alle omstanders, want, voor zoover zij weten, is 'teen
geheel onbekende jongeling. Maar zij heeft in het
vervormde gelaat de trekken van Sjoerd herkend en
door smart overmand, is zij neergezegen op 'tlijk
van hemdien zij zoo innig had liefgehad. Hare
ouders worden terstond naar de bewuste plaats
gebracht en 't eenige antwoord, dat zij op al hunne
vragen krijgen, is slechts één enkel woord: Sjoerd".
Maar dit is hun voldoende; op eens beseffen zij alles