0C<XYI V^lK'oog van den trans der eeuwige sferen Flikkeren en flonkeren de heldere starren Kwistig verspreid op den nachtelijken sluier. Rust is gekomen tot alle de menschen Maar niet tot mij, want oneindig verlangen Rooft mij den slaap. Wind! die daar buiten hoog dartelt door 't luchtruim Weest gij mijn bode, en vliedt naar mijn liefste, Matig uw vaart als ge aankomt, en fluister Heerlijke droomen in 't Engelenkopje, Breng haar mijn duizende, duizende kussen, Druk ze op haar lachende, ondeugende oogen; IJl dan terug, want ik wacht U verlangend: Heeft ze in haar droomen mijn naam niet gepreveld? Tita. t

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1897 | | pagina 222