O, harmonie van zuivere klanken, wereld van
melodieën, uitdrukkend, in al zijne grootschheid het
gevoel eener dichterlijke ziel; gij kunst, beoefend van
de vroegste tijden af door Grieken als Germanen, bij
spel en dans, bij liefde en krijg, ik zing u dit lied
van lof en hulde!
Luister naar die tonen, zwellend en stervend, rijzend
en dalend in stadige deining; hoor dat rythmus heen
zingend door het geheele lied, nu eens droefgeestig,
in snijdende weeklachten, dan weer klagend en be
rustend rustig en liefelijk wordendzachter en zachter,
overgaande in zoete sluimering van sublieme melodie,
droomerig fluisteren als het lispelen van den zefir.
Somtijds weer plotseling uitbarstend in schaterende en
jubelende akkoorden, in al den gloed van het zuiden;
trillende in al zijn overvloed van klanken doordringende
15
r