cxxx De officieren moeten gekleed zijn in marschtenue, echter zonder de halssnoeren, voor zooveel deze niet tot hunne dagelijksche tenue behoorende paarden der bereden officieren moeten volgens marschtenue zijn opgetuigd en bepakt. Alle officieren van het Wapen der Infanterie en alle overige officierenvoor zooveel zij bij mobilisatie bestemd zijn voor het Veldleger, moeten, behoudens de navol gende uitzonderingen, reeds in vredestijd voorzien zijn van de onderstaande voorwerpen a. een koffervan onderstaande afmetingen: bij de bereden wapens: 1 M. lang, 0.33 "M. breed en 0.3 M. hoog; bij de onbereden wapens: 0.9 M. lang, 0.32 M. breed en 0.3 M. hoog; b. een veldkijker c. een revolverwaarbij patronen n°. 5 (n°. 11) kunnen worden gebruikt; d. een horloge e. een zakkompas f. een veldflesch g1een musettevoor de onberedenen g2. een kaartentasch voor de beredenen h. een zakboek (notitieboekje met kopieer-inrichting, z. g. telegram menboekje) met potlood; i. rapportkaarten en gevechtsberichten naar de vast gestelde modellen (1), benevens rood, blauw en groen potlood. Van de bovenstaande voorwerpen is het bezit niet verplicht: van die sub a en g1 voor de officieren, (1) Zie het Voorschrift op den Velddienst 12 en 14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 136