f
11
bovendien wat deerde hèn die enkele, die toch den
hongerdood niet ontkomen zou.
Twee dagen had hij rondgezworvensmachtend naar
het einde, naar den dood, dien hij niet meer kon,
maar ook niet meer wilde ontvluchten. En eindelijk
was hij neergezegen op het bed van donzige sneeuw,
en had de oogen geslotenalle gedachtendie zich
aan hem opdrongen had hij trachten te verbannen
wat waren zijvergeleken bij dat eene machtige wonder-
schoone ideaal, dat hij en zoovele duizenden met hem
zich gedroomd hadden en dat nu met eene geweldige
slag vernietigd, weggevaagd was.
En ziet plotseling overtoog een vurige gloed het
uitspansel en in de schitterende stralen der opkomende
zon zag hij Warschau, zijn vaderstad, en de dag
vorstin overgoot ze met een gouden gloed, alsof zij
haren verblindenden luister aan de schoone hoofdstad
van Polen wilde schenken.
En de torenklokken luiddenen eene ontelbare
menigte trok juichend door hare straten, fier en
vroolijk wapperde Polen's banier boven de stad, als
wilde zij aan de wereld kond doen van de overwin
ningen onder haar schaduw bevochten.
En hij luisterde aandachtig en hij hoorde, eerst ver
verwijderd en toen steeds nader en nader, een nieuw
lied, een lied dat hij niet kende, doch welks tonen
overwinning en vrijheid verkondigden, en een onge
kende vreugde maakte zich van hem meesterhij
voelde, dat het ideaal werkelijkheid was gewordendie
klanken, zij waren de jubeltonen van zijn herboren
vaderland.