1 18 Bij zulke gesprekken luisterde Van der Lake steeds toe, met een fijn glimlachje om den mond, als stelde hij veel belang in de disputen. Hij was zelden luid ruchtig, en Sandijk bracht de vroolijkheid er altijd in. Vooral in den laatsten tijd had Van der Lake schijn baar iets, dat hem »dwars in zijn maag zat" zooals Sandijk het uitdrukte. Verre van een saaie kerel geworden te zijn, was hij toch dikwijls de oude niet meer. Tegenover Stanny was zijn gedrag altijd een weinig geretireerd geweest, zonder daarbij stijf te zijn. In tegendeel, hij kon geruimen tijd met haar redeneeren, maar deze gesprekken waren zelden zoo luidruchtig als die van Sandijk. Deze laatste moest dikwijls haar oordeel over Van der Lake hooren: »Dat is tenminste een degelijke jongen, ik zal maar niet zeggen, hoe jij bent!" Gelukkig, dat deze opmerking steeds voor hem verzacht werd door een ondeugenden glimlach die verried, wat er van die woorden gemeend was. In al deze dingen zag Sandijk, met zijn licht ont vlambaar gemoed, slechts het bewijs, dat hem Stanny niet geheel ongenegen wasen is het te verwonderen dat hierdoor zijne liefde slechts aangewakkerd werd? Toch zou spoedig eene diepe wonde in zijn hart ge slagen wordenofschoon hij de oorzaak van die smart eerst geruimen tijd later leerde kennen. De zaak had zich op de volgende wijze toegedragen: Op zekeren avond stond hij verbaasd over de ver andering, die in Van der Lake's gedrag scheen plaats gegrepen te hebben. Hij was zenuwachtig vroolijk en dikwijls overdreven voorkomend voor Stanny. Ofschoon

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 174