f 4» J 35 in zijne droomen hoort hij de melodie van de zoo zware sopraan-solo uit de laatste acte. En een onbestemde vrees maakt zich van hem meester, dat deze laatste oogenblikken zijnen triomf nog zullen vernietigen. Hij ziet de zangeres, die zijne muziek vertolken moet, die ze moet doen spreken tot de hoorders en in hunne harten de teerste snaren moet beroeren, hij ziet haar, zijne eigene zuster, die hem zoo volmaakt begrijpt, die weet, dat hij daar is en naar hem zoekt, terwijl ze langzaam voor het voetlicht treedt. En als hunne oogen elkander dan ontmoeten, dan is het haar als putte ze moed en sterkte uit dien blik. Het is voor hun beider gelukdat ze zingen zal en dan wil, dan moet ze overwinnen. En zenuwachtig bevend, wacht hij, den mond half geopend, den arm als afwerend flauw gestrekt, voor overgebogen, dat geen klank hem zal ontgaan. Zacht en liefelijk als eene droeve bede, als eene angstige klachtzweven de klankenzielvol en zoet gedragen op de vleugelen der kunst. En ze zingt voort, geheel opgaand in de boven natuurlijke kracht, die ze in zich voelt, niets bemer kend van de aanwezigheid van haar auditoriumlevend slechts als in een droomslechts voor hare muziek. En als de laatste, heilige klanken der bede weg sterven, als de laatste moeilijkheid glansrijk wordt overwonnendan ziet een regen van bloemenvan kransendie voor de voeten der zangeres nedervallenhij hoort een hartstochtelijk, verrukt publiek, vol geestdrift, dat luide den schepper van het toonwerk wil huldigen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 191