<f®-n
j
36
En hij wil opstaan; hij wil vluchten der zaale uit
en brengen hunner moeder het heerlijke nieuws!
Hij beweegt zich en met een schrik ontwaakt hij.
Zacht is eene hand hem op den schouder gelegd,
de lieve hand der aangebedene vrouw, voor wie hij
gewerkt, gestreden heeft.
En liefdevol blikt hij tot haar op en ziet lang in
de trouwe, vriendelijke oogen, smeekend in 't diepst
zijner ziele, dat om harentwille zijn droom mag wor
den bewaarheid!
H.