ip
qi
RAAK.
't Was op een aardig buitenpartijtje
't Ging er gezellig en lustigjes toe;
Van jool en van grappenvan lachen en zingen
Van zingen en lachen werd niemand toch moe.
't Vroolijk gezelschap wilde aan 't dansen;
Ginds in de verte blonk vriendelijk licht,
Een boerengelagzaal was dra daar te vinden,
En spoedig werd daar nu een dansvloer gesticht.
Fluks werden eenige fied'laars geroepen
Een versleten piano ook leende haar klank
't Oude biljart was gemakkelijk verschoven
En een feestzaal geschapenin de hoeken een bank.
Blauwoogig, blondharig, zat Wiesje daarginder,
Wat rustend, te midden van 'tvroolijk festijn.
Ik naderd' haar weldra, en zei haar toen schertsend:
»'t Lijkt hier wel boerenkermis te zijn."
r