45
»Ja, dat merk ik, maar je moest dien brief nu maar
verscheurentenminste hem niet naar Mien zenden
want je moet bedenkenzij is toch een net meisje.
Je hebt je borrel zóó al verdiend."
Maar neen, daar was Albert niet toe te bewegen.
De brief wasnaar hij zeideeen kunststuk van taal
en stijl en vloeide zoo over van liefde en zoete min
dat zelfs de meest preutsche jonge dame, al was zij
ook veertig jaar, er geen weerstand aan zou kunnen
bieden.
«Neen Wimantwoordde hij ten slotte, «daarom
hebben we niet gewed, ik heb dat episteltje nu een
maal geschreven, nu zal het zijne bestemming ook
volgen". En zonder zich langer te bedenkenbracht
hij den brief zelf naar het postkantoor.
«Weet je eigenlijk wTel goed, wat je gedaan hebt",
vroeg Willem toen zijn vriend teruggekeerd was.
«Ja zeker weet ik dat."
«Maar heb je er dan wel aan gedacht, dat je
zoowel haar als je zelf door die dwaasheid in lastige
omstandigheden kunt brengen?"
«Och wel neen, met die lastige omstandigheden zal
het wel losloopen; jij neemt alles veel te zwaar op,
'tis immers maar een mop. Ik denk, dat iemand als
Mien, die zooals jij zegt, er almachtig lief uitziet, wel
eens meer een minnebrief zal gekregen hebben en dan
misschien van menschendie ze wèl kent. 't Is om
je een ongeluk te lachenzooveel lieve mooie woordjes
en dat aan een meisje, dat ik zelfs niet eens gezien
heb. Ik ben dan ook maar zoo brutaal geweest om