49
«Ja, ik zie haar en is dat nu alles?
«Kerel, als je haar van dicht bij kon zien, zou je
niet vragen, of dat alles was. Zoo iemand als zij
kom je niet alle dagen tegen, een goddelijk figuurtje,
mooi zwart haar en prachtige donkerblauwe oogen.
Ze heeft tandjes als parels en lippen zoo heerlijk kers
rood dat ik mij nauwelijks bedwingen konze te
kussen."
«Ja, ja, ik begrijp het al, ze is natuurlijk één van
de vele wonderen, zooals jij ze alléén ontmoet en jij
bent weer dadelijk verliefd op haar en dat is nu dan
toch alles."
«Neen, dat is nog niet alles", antwoordde Albert,
terwijl hij voortdurend in de richting van zijne schoone
bleef staren.
«Toen ik met mijne patrouille haar voorbij kwam,
riep zij met een stemmetje zoo helder als, als
ja, ik weet niet als wat, of ik niet wat gebruiken
wilde; hare familie had broodjes meegebracht en een
veldflesch met wijn, want ze dachten, dat wij wel
honger en dorst zouden hebbennu we zoo den heelen
dag moesten loopenwant U zal vandaag zeker al
heel veel gemarcheerd hebben"? vroeg zij mij.
Ik stelde haar eerst een beetje gerust, natuurlijk
niet, zooals ik eerst doen wilde, op eene wijze, zooals
dat aan een cadet tegenover een verrukkelijk jong
meisje past, maar onder het masker van een gewoon
korporaal. Daarna kregen mijne mannetjes een broodje
van haar en mij gaf ze een kroesje, dat ze zelf vulde.
Ik verzeker je, hoor, dat smaakte heerlijk, die wijn,
dien zij geschonken had!"