t
j
50
»Ja, nu, dan heb je geboft, het zal je zeker wel
frissche krachten gegeven hebben voor het verdere
deel van onze expeditie."
«Dat heeft het ook, maar weet je, wat jij doen
moest Jij moest eens even eene verkenning in het
klein houden. Hier vlak bij ligt immers S.waar die
goede oom van je woont Nudan zal je in S. ook
wel wat menschen kennen en als zij nu eens een
meisje is, dat daar woont, dan kon je mij misschien
dadelijk zeggenwie ze is en waar ik haar verder
kan ontmoeten, want ik wil haar meer spreken."
«Is 't al zoover met je? Och kerel, je ziet haar
immers toch nooit terug en dat is misschien maar
goed ookmaar enfinik wil wel eens even gaan zien
of ik haar ook kenik zie dan meteen ook nog wat
mooi's". Dit zeggende, stond Willem op en ging nu
schijnbaar iemand roepen, die in de nabijheid der
familie stond. Albert keek hem na; hij zag, hoe Wil
lem voor de familie groette; vol verwachting vroeg
hij, toen zijn vriend weer teruggekeerd was: «Nu?"
«Geen bekende hoor, 't is eene vreemde, die hier
ergens in de buurt logeert, denk ik, maar de familie
waar zij bij was, ken ik wel; weet je wie dat zijn?
«Neen, natuurlijk niet," antwoordde Albert teleur
gesteld.
«Dat is de familie van Baarnherinner je maar eens
goedde oude lui van Mienaan wie je dien schitteren
den minnebrief gestuurd hebt. We hebben er Goddank
niets meer van gehoordmaar ik schrok toch een
beetje, toen ik hen zag. Die menschen ken ik wel,
maar het meisje niet, 't spijt me wel voor je, maar