55 verachtte. Eindelijk waagde hij het. Van een oogen- blik van algemeen gesprek maakte hij gebruik en terwijl Albert aan Marie vertelde, dat hij dezelfde korporaal was, aan wien zij den vorigen avond mede lijdend een kroesje wijn had gegeven, vroeg Willem aan Mienof zij het gedrag van zijnen vriend niet al te sterk wilde afkeuren. Eerst had zij niet recht streeks geantwoord, maar toen hij zijne vragen zoo danig stelde, dat ontwijken niet meer mogelijk was, had zij kort en bondig gezegddat zijvoor eene enkele fout, die, zooals zij nu wist, in opgewonden heid was begaaniemand niet zou veroordeelenmaar dat zij het zijnen vriend zeer kwalijk nam, dat hij later niet zijne excuses had gemaakt. Daarna hadden zij er niet meer over gesproken. Albert had zich ook 's avonds uitsluitend met Marie bezig gehouden. Bij het afscheid had hij haar een paar bloemen gevraagd uit een bouquetje, dat zij droeg en blozend had zij ze hem gegeven. Toen nu de twee cadets samen terug wandelden, vertelde Willem aan Albert, hoe Mien over den min nebrief dacht. »Ja", antwoordde deze, »ik zie nu ook in, dat ik er met haar over moet spreken. Verbeeldt je, dat ze het aan Marie vertelt, dan ben ik bang dat mijne kansen heel slecht staan." »Ik denk, dat ze dat wel niet doen zal, maarzooals het nu is, kan het toch onmogelijk blijven. Maar je weet, het heele gezelschap komt Woensdag het kamp bezoeken, dan zal je toch allicht gelegenheid hebben, om Mien even alleen te spreken, en dan kan je de zaak wel weer in orde brengen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 211