f- i, 58 vormden Mien en Albert nu het laatste der groepjes, waarin het gezelschap zich langzamerhand had gesplitst. Mien was al eenigszins voorbereidop hetgeen Albert haar zou zeggenzij dacht weldat Willem er met zijnen vriend over gesproken zou hebben en was dus niet verwonderd, dat deze van dit oogenblik gebruik maakte, om haar even alleen te kunnen spreken. Zij was niet al te onbarmhartig tegen hem, zij begreep, dat jongelui wel eens meer dwaasheden begaan, die zij niet kunnen verantwoorden en die zij later liever niet gedaan zouden willen hebben en gaarne had ze hem dan ook zijnen misslag vergeven. Toen allen zich bij den uitgang van het kamp weer verzamelden om afscheid te nemen, was een enkele blik van verstandhouding tusschen de cadets voldoende, om Willem te overtuigen, dat alles in orde was. «Tot Kerstmis dan", zeide Albert, nadat hij nog eens voor het laatst Marie's hand gedrukt had. «Hoe kwam je er zoo bij, om tot Kerstmis te zeggen?" vroeg Willem, toen de twee vrienden naar hunne tent terug gingen. Omdat Marie mij verteld heeft, dat ze dan komt logeeren bij de familie N.die vlak naast ons woont en waar we heel intiem mee zijn." »Zoo," was het antwoord, »dan denk ik, datje nu maar vast den vrede hebt hersteldom dan een zooveel te hechter verbond te sluiten."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 214