62
nietintegendeelrood-warme vonken gloeien onder
de asch de jaren hebben zooveel gemarteld en
vermoord, en 't zijn vonken van heilig gelooven onder
de asch van verbrande illusiesdooden-aschtijd-
stof. Dat dringt door alles heenons hart binnen
en verstikt veel maar dat doet er nu niet toe.
Zij aan het begin van alles; ik aan het
einde van veel. Zij de kind-vrouw, nog levend
in sprookjes en fantasie-wereldenwaar gedanst wordt
en niet gezorgdmaar toch somsen heel dikwijls in
den laatsten tijd, met strakke oogen en even-geopende
lippenopstarend naar den herfstavondhemelwaar de
dag sterft in rood en in goud; dan buigt ze het hoofd
als tot luisteren, dan is 'tof vaag en wonderlijk het
bewustzijn van komende dingen in haar dringt, van
dingendie nieuw lijken en mooimaar die zooveel
pijn zullen doen
Ik met een warm hart nog voor mooi en voor
goed, maar onwillens wat cynisch geworden, wetend
nu alle genot, dat 't leven geeft, en alle teleurstelling,
die erop volgt.
Ze houdt veel van me, Ella, en ik mag haar
bijzonder graag lijden. We kennen elkaar al zoo lang,
tien, twaalf jaar. Ze kwam haar schoolwerk maken
op mijn kamer, toen ik nog student was; dan ver
veelde ik me boven Karei ende Elegast en rookte
pijpenen Ella dribbelde de kamer ronden moest
alles weten: wat het Minervabeeld beteekende, hoe
lang de wereld al bestondwie al die meisjes
waren, waarvan de portretten in mijn spiegel staken,