66 klim je 's nachts je raam uit om haar te ontmoeten dan schiet je desnoods haar man neer, als hij je in den weg staat «Richard Ze is opgestaanhaar oogen glinsteren en haar gezicht gloeit, de dorre blaren glimmen in haar blonde haar, en ze lijkt een feeën-koningin. 't Is waar: ik had die dingen niet moeten zeggen waar ze bij was. Maar ik dacht niet aan haar. En 'tis de laatste bladzij van mijn roman, en morgen zal ik mijn stormperiode afsluiten Foei Richard zegt ze alleen nog. «Dat is slecht Want ze weet immers nog niet, wat ik weet, en ze kent het leven niet, en weet niet wat hartstocht is. In de verte, aan het einde van de lange laan, zie ik haar lichtkleurige figuur verdwijnen in het zonwitte huis. III. Dien avond heb ik Ella, van uit mijn kamer, hooren snikken in haar bed. Maar den volgenden morgen is ze heel kalm beneden gekomen en heeft bijna niet tegen me gesproken. Ze zit niet meer op mijn kamer als ik werk, ze lacht niet meer, en stoeit niet langer met den Newfound lander. Ze loopt alleen in den tuinen staart naai den rood-gouden herfstavondhemel, en het verwondert haar niet meer, waarom Windekind heenging toen Wistik kwam.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1898 | | pagina 222