67
Er is een vreemde stilte tusschen ons gekomen.
En ik denk er over nawat het zeggen wil een
droom te hebben verstoordde feeën en kabouters te
hebben verjaagd uit het sprookjesbosch, de bloemen
te hebben geknakt, de struiken uitgerukt.
Ik heb pijn en twijfel gebracht in een jong leven;
ik heb het rozeroode scherm weggetrokken dat tus
schen heden en toekomst was.
Het kind is vrouw gewordenen aan mij is de
schuld; de tijd van droomen en van zorgeloos geluk
is voorbijleed en strijd en wanhoop zullen hun
plaatsen innemen.
Het sprookje is uit.
De werkelijkheid is begonnen.
J.
October 4897.